Begrippenlijst

Choreografie: 

Een choreografie is het complete dansproduct, waarin de ideeën van de maker op het gebied van dans, de betekenis, muziek/geluid. ruimte, decor, kostuum, belichting een plaats hebben gekregen.

 

Corps de ballet:

De dansers en danseressen uit een balletgroep die geen solistische rollen vervullen. Het corps de ballet danst in klassieke balletten als achtergrond of tussen de stukken van de solisten, bijvoorbeeld de groep zwanen in het Zwanenmeer, de gasten tijdens het bal van Doornroosje.

 

Dansdiscipline:

De discipline, de orde en het zich houden aan regels die nodig is om (professioneel) met het vak dans om te gaan. Danssoorten worden binnen de dansvakopleidingen ook wel dansdiscipline of dansvak genoemd.

 

Etnische dans:

Letterlijk: dans van een bepaald volk. Overkoepelende benaming voor al die dansvormen die niet tot het eigen (in ons geval "westers") cultuurgoed behoren. De westers etnische dans wordt vaak volksdans of folkloredans genoemd.

 

Klassiek ballet, academische dans:

Klassieke balletten zijn gechoreografeerd in de klassieke danstechniek. De klassieke dans is de langst bestaande theaterdanstechniek: van 1661 (oprichting van de Académie Royal de la Danse) tot heden. Het hofballet, het ballet d'action, het romantisch ballet, het postromantisch ballet en het modern-klassiek ballet zijn de opeenvolgende stijlen van het klassiek ballet, waarin gebruik gemaakt wordt van het in die bepaalde periode bestaande passenmateriaal.

 

Moderne dans:

In het begin van de 20e eeuw ontstonden als reactie op het verstarde klassieke ballet verschillende nieuwe dansstijlen. De stijlen worden genoemd naar hun ontwerpers; bijvoorbeeld Isadora Duncan, Martha Graham, Doris Humphrey. Zij hebben als overeenkomst dat niet de klassieke ballettechniek wordt gehanteerd, maar dat er juist wordt uitgegaan van de natuurlijke bewegingsimpulsen van de mens: ademen, vallen en opstaan, e.d. Hierbij zijn rompbewegingen met een aanzet vanuit het centrum van de romp en acties over de grond vanzelfsprekend.

 

Répertoire:

al de dansstukken die een danser of dansgezelschap in een bepaalde periode regelmatig uitvoerd. Iedere dansstijl kent zijn eigen repertoire, enzovoort. Ook in de lessituatie kan gesproken worden van een repertoire. Als de leerlingen verschillende bestaande dansen leren en kunnen uitvoeren beheersen zij een repertoire dansen (of speelliederen in geval van de onderbouw primair onderwijs).

 

Spitzen-dans, Pointes-techniek:

Letterlijk '(teen)punten-dans'. In de romantiek in zwang geraakte dans op 'pointes'. De pointe-dans moest de romantische danseres een etherisch karakter geven. Tot op heden is het klassieke ballet de enige techniek waar systematisch gebruik gemaakt wordt van spitzen. In traditionele dansen uit Georgië dansen de mannen op teenpunten van hun laarzen.

 

Werelddans:

Verzamelnaam voor dans uit alle culturen van de wereld. De verwantschap van de werelddans met wereldmuziek is groot: het gaat hierbij om oorspronkelijke dans van een bepaalde streek, bevolkingsgroep of cultuur. Deze dans wordt hier in Nederland zowel door professionele dansers als door amateurs uitgevoerd, als theaterdans en als recreatieve dans. Voorbeelden van danssoorten die onder werelddans genoemd worden zijn: West-Afrikaans dans, Indiase dans, Flamenco.